Kortere wachttijden en lagere kosten door anderhalvelijns zorg in Limburg

Kortere wachttijden en lagere kosten door anderhalvelijns zorg in Limburg

Datum: 17 juli 2019

Een aanzienlijke daling van de zorgkosten per patiënt, kortere wachttijden en daarnaast ook een toename van de tevredenheid bij patiënten zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid. Aldus de belangrijkste opbrengsten van een jarenlange proef in Zuid-Limburg met anderhalvelijnszorg, waarbij sprake is van een intensieve samenwerking van huisartsen en medisch specialisten in speciale centra, buiten de muren van het ziekenhuis, zoals in de twee Stadpoli’s van Maastricht. Wel is op regioniveau binnen de meeste specialismen (vooralsnog) geen substitutie-effect van anderhalvelijnszorg waar te nemen. Er valt nog winst te behalen: artsen moeten een antenne krijgen voor de juiste zorg op de juiste plek.

In deze poli’s zien medisch specialisten van het Maastricht UMC+ de patiënt en geven een behandeladvies aan de huisarts, die de regie houdt. Onderzoekers van de Universiteit Maastricht (UM) evalueerden de proeftuinen in de regio, waaronder de proeftuin Blauwe Zorg, waar de Maastrichtse stadspoli’s onder vallen.

Proeftuinen Blauwe Zorg en Mijn Zorg
Al in 2014 namen twee samenwerkingsverbanden in Zuid-Limburg het initiatief om de zorg slimmer te organiseren. Dit zijn de proeftuinen Blauwe Zorg in de regio Maastricht-Heuvelland (eerstelijns zorggroep Zorg in Ontwikkeling (ZIO), het Maastricht UMC+, zorgverzekeraar VGZ en Burgerkracht Limburg) en de proeftuin Mijn Zorg in de regio Oostelijk Zuid-Limburg (eerstelijns zorggroep Huisartsen Oostelijk Zuid-Limburg (Huisartsen OZL), Zuyderland Medisch Centrum, zorgverzekeraar CZ en Burgerkracht Limburg).

Van elkaar leren
In beide proeftuinen richten de samenwerkende partijen zich op anderhalvelijnszorg. Naast het aanbieden van laagdrempelige zorg dichtbij huis en het voorkomen van onnodige doorverwijzingen naar het ziekenhuis, is het bij anderhalvelijnszorg ook de bedoeling dat huisartsen en medisch specialisten van elkaar leren. De huisarts verwijst een patiënt naar de anderhalve lijn waar de patiënt een consult heeft bij een medisch specialist. Na een consult in de anderhalvelijnszorg geeft de medisch specialist een behandeladvies aan de huisarts. Daarin kan de specialist een patiënt retour sturen naar de huisarts of beslissen dat een verwijzing naar het ziekenhuis toch gewenst is. In Maastricht werden binnen de proeftuin Blauwe Zorg in 2014 twee zogenoemde Stadspoli’s geopend, in de proeftuin MijnZorg werd later dat jaar het zogenoemde PlusPunt Medisch Centrum geopend. Ruim dertigduizend mensen hebben er sindsdien gebruik van gemaakt.

Minder doorverwijzingen
Uit de evaluatie van beide proeftuinen blijkt dat slechts één op de vijf patiënten wordt doorverwezen naar het ziekenhuis nadat ze een consult hebben gehad in de anderhalvelijnszorg. Bij maar liefst 80% van de patiënten is de zorgvraag beantwoord of is verdere behandeling door de huisarts gewenst. Dit levert bij een eerste consult een besparing van tientallen tot honderd euro per pa­tiënt op. In het begin werd volgens Dirk Ruwaard, hoogleraar public health and health care innovation aan de Universiteit van Maastricht en hoofdonderzoeker, nog een derde doorverwezen naar het ziekenhuis. Tegen De Limburger verklaart hij dat er dus selectiever gekeken wordt. Huisartsen en ­medisch specialisten moeten alerter zijn op welke patiënt voldoende heeft aan de anderhalvelijnszorg en welke echt naar het ziekenhuis moet. „De juiste zorg op de juiste plek, daar moeten artsen een antenne voor krijgen.”

Lagere kosten
De analyse van de Maastrichtse onderzoekers toont bovendien aan dat de gemiddelde zorgkosten van patiënten die zijn verwezen naar anderhalvelijnszorg beduidend lager liggen dan de zorgkosten van patiënten die rechtstreeks naar het ziekenhuis zijn verwezen. Ook constateren zij een toename van de tevredenheid bij patiënten zonder nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Geen substitutie-effect
Wel zien de onderzoekers dat op regioniveau er binnen de meeste specialismen (vooralsnog) geen substitutie-effect van anderhalvelijnszorg is waar te nemen. Dit betekent dat er (vooralsnog) door het openen van anderhalvelijnscentra niet minder patiënten in de tweede lijn op de poli gezien worden. Enkel binnen sommige specialismen lijkt er substitutie van zorg plaats te vinden, ook wanneer dit wordt vergeleken met de landelijke trend. De reden van het uitblijven van dit substitutie-effect had in dit onderzoek niet de eerste prioriteit.

Nog meer winst te behalen
In hun eindrapport doen de onderzoekers verschillende aanbevelingen om anderhalvelijnszorg een duurzaam alternatief te laten zijn voor zorg die niet per se in het ziekenhuis thuishoort maar daar nu wel vaak wordt aangeboden. zegt: “Ik ben zeer positief over hoe de verschillende partijen met elk hun eigen belangen dit initiatief hebben opgepakt en vormgegeven. Dat binnen enkele specialismen wel sprake lijkt te zijn van substitutie is hoopvol. Vervolgonderzoek is nodig om de voorwaarden te vinden, waarmee ook binnen de andere specialismen dit substitutie-effect wordt bereikt. Van belang is dat het voor huisartsen duidelijk moet zijn welke patiënten terecht kunnen in de anderhalvelijnszorg. Maar ook dat, meer dan nu het geval is, de specialist in het ziekenhuis aan de hand van de verwijsbrief van de huisarts beoordeelt of de patiënt niet beter gezien kan worden in de anderhalvelijnszorg (zogenaamde terugtriage). Bovendien valt er door betere communicatie, samenwerking en kennisdeling tussen specialist en huisarts nog meer winst te behalen.”

Bekijk hier het filmpje op L1 over de anderhalvelijnszorg

(Foto: Shutterstock)

 

Gerelateerde berichten

Author: Zorgenz

Share This Post On

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *