Zorgmonitor Krimpgebieden met landelijk en regionaal perspectief

Zorgmonitor Krimpgebieden met landelijk en regionaal perspectief

Datum: 27 mei 2015

zorgmonitor_krimpgenieden_zorgenzNadat in december 2014 de 41 krimpgemeenten en 56 anticipeergemeenten zijn aangewezen, is NIVEL door VWS gevraagd om hiervoor een monitor te ontwerpen. Deze monitor moet de zorgvraag en het zorgaanbod in de eerste lijn in kaart brengen. Het ontwerp dat NIVEL nu presenteert, heeft een nationaal perspectief – de verschillen tussen de krimp- en anticipeergebieden en de rest van Nederland – en een regionaal perspectief – de vergelijking vanuit de regio met andere gebieden. Nu woont 7,4 procent van Nederland in een krimpgebied en 9,3 procent in een anticipeergebied.

Het ontwerp van de monitor met de twee perspectieven maakt gebruik van een aantal databronnen over zorggebruik, de zorgvraag en het zorgaanbod in de eerste lijn die door NIVEL zelf worden beheerd. In het ontwerp is gekeken waar de monitor zich het beste kan onderscheiden van andere databronnen en monitors die voor de krimpproblematiek al ontwikkeld zijn en worden. Gekozen is het zorggebruik in de eerste lijn, en die binnen de huisartspraktijk in het bijzonder, als uitgangspunt te nemen. Een eerste reden is dat hiermee de ‘frontlinie’ van het zorgstelsel in beeld wordt gebracht, het actuele en directe zorggebruik van inwoners. De tweede reden is dat vanuit het NIVEL specifieke kennis en data beschikbaar zijn om ontwikkelingen in de huisartspraktijk en de eerste lijn op nationaal en regionaal te monitoren. Naast indicatoren vanuit de eerste lijn komt ook een aantal indicatoren aan de orde die betrekking heeft op de tweede lijn, maar deze zijn beperkter gezien de beschikbare databronnen en de aanvullende waarde die zij hebben ten opzichte van de ontwikkelingen in de eerste lijn.

VAAM brengt verschillen in beeld
In het rapport van NIVEL zijn naast het conceptueel monitorontwerp de resultaten gepresenteerd van een quick scan, een ‘nul-meting’ van de monitor vanuit nationaal perspectief. Daaruit blijkt ten eerste dat het feitelijk huisartsenzorggebruik per inwoner niet systematisch verschilt tussen de tussen de krimp- en anticipeergebieden en de rest van Nederland. Die conclusie geldt ook voor het feitelijk gebruik per inwoner van een aantal tweedelijns voorzieningen. Maar als NIVEL de methode van de Vraag Aanbod Analyse Monitor (VAAM) toepast, is te zien dat de geschatte zorgvraag per inwoner in de krimp- en anticipeergebieden wél systematisch verschilt met de rest van Nederland. De VAAM-methode schat de regionale zorgvraag in op basis van de regionale bevolkingssamenstelling, ook als landelijke gegevens over het feitelijk zorggebruik in die regio’s niet volledig dekkend zijn. De VAAM-schattingen geven aan dat de zorgvraag in krimp- en anticipeergebieden systematisch hoger is voor een groot aantal eerstelijns voorzieningen. Niet alleen het geschatte huisartsbezoek en het huisartsbezoek voor chronische ziekten ligt hoger, ook de schattingen van het paramedische en farmaceutische zorggebruik, het vóórkomen van chronische aandoeningen, het mondzorg-gebruik en kunstgebit-bezit liggen hoger.

Wat zijn de determinanten voor zorgvraag en –gebruik?
Nader onderzoek zal volgens NIVEL moeten uitwijzen of deze resultaten vooral verklaard worden uit het feit dat de gezondheidsdeterminanten minder gunstig zijn in deze gebieden, of ook verband houden met de beschikbaarheid van eerstelijns zorgvoorzieningen of een ander (‘regionaal-specifiek’) zorggebruik. Een ander resultaat van de quick scan is de VAAM-schatting dat het aantal consulten per (FTE) huisarts in de krimp- en anticipeergebieden systematisch hoger ligt dan in de rest van Nederland, maar de vraag/aanbod-verhoudingen voor de andere vormen van eerstelijns zorg zijn binnen deze pilot (nog) niet in kaart gebracht. Voor de uiteindelijke monitor is het streven de capaciteit en toegankelijkheid van de gehele eerste en tweede lijn in de krimp- en anticipeergebieden in kaart te brengen. Een laatste uitkomst van de quick scan is dat voor veel VAAM-schattingen Zeeuws Vlaanderen en Oost Drenthe als krimp- respectievelijk anticipeerregio het meest afwijken van de rest van Nederland.

Vergelijking met andere gemeenten
De monitor maakt onderscheid tussen twee gebruiksperspectieven, (1) een ‘nationaal’ perspectief gericht op monitoring van de verschillen tussen de krimp- en antipeergebieden en de rest van Nederland, en (2) een ‘regionaal’ perspectief gericht op benchmarking van specifieke krimp- of anticipeergemeenten of regio’s. In het rapport is geïllustreerd hoe de Zorgmonitor Krimpgebieden vanuit regionaal perspectief ingezet kan worden. Eén geanonimiseerde krimpgemeente is daartoe als voorbeeld genomen. De analyses laten zien hoe deze gemeente zich verhoudt tot andere krimp- en anticipeergemeenten die in hetzelfde of juist een andere regio liggen. Het voorbeeld laat zien hoe verschillende benchmark-mogelijkheden gemeenten een handvat kunnen geven om met vergelijkbare gemeenten te gaan praten over maatregelen die mogelijk ook voor hen zinvol zijn om aan de zorgvraag te kunnen voldoen.
De Zorgmonitor Krimpgebieden zal vanaf dit pilot-project verder worden ontwikkeld tot een web- applicatie onder het beheer van het NIVEL. Daartoe zal de monitor zoveel mogelijk afgestemd worden op andere monitors en databronnen, en de informatiebehoeften van verschillende nationale en regionale veldpartijen als de beoogde gebruikers.

Het Ontwerp van de Zorgmonitor Krimpgebieden van NIVEL is hier te downloaden.

Gerelateerde berichten

Author: Zorgenz

Share This Post On

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *