Verkenningen rond wilsverklaring – 2
Datum: 14 oktober 2014SCHRIFTELIJK EUTHANASIEVERZOEK – Op verzoek van ZonMw heeft het Erasmus MC een literatuurstudie uitgevoerd naar de knelpunten in de praktijk van de schriftelijke wilsverklaring bij euthanasie. In dit tweede bericht op Zorgenz over de verkenningen rond de schriftelijke wilsverklaring, die minister Edith Schippers vandaag naar de Tweede Kamer stuurt, wordt hier een gedeelte van de conclusies uit dit onderzoek belicht.
Uit Conclusies in Schriftelijk vastgelegde euthanasiewensen van wilsonbekwame patiënten; Een literatuuroverzicht van opvattingen, praktische ervaringen en knelpunten (Agnes van der Heide, Eric Geijteman, Judith Rietjens, Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg)
Het beeld dat uit het literatuuronderzoek naar voren komt is dus dat er vrij brede steun (burgers) dan wel sympathie (artsen) is voor de gedachte dat levensbeëindiging bij patiënten met gevorderde dementie op basis van een euthanasieverklaring mogelijk zou moeten zijn. Burgers verwachten vaak dat een euthanasieverklaring ook nagevolgd zal worden. Artsen zijn echter terughoudend om in een dergelijke situatie zelf daadwerkelijk euthanasie toe te passen. Ook naasten van patiënten dringen in een dergelijke situatie meestal niet aan op het navolgen van de euthanasieverklaring, wat samenhangt met de ervaring dat patiënten met gevorderde dementie lang niet altijd ondraaglijk lijken te lijden onder hun situatie.
Als er wel sprake is van ernstig lijden, kan veelal een ‘oplossing’ worden gevonden in het voeren van een restrictief behandelbeleid, met in uitzonderingssituaties een‘ruimhartig’ beleid van symptoombestrijding. De tot op heden bij de toetsingscommissies gemelde gevallen van euthanasie bij patiënten met gevorderde dementie, alsmede de gevallen waarvoor in de media aandacht werd gevraagd, lijken daarmee uitzonderingsgevallen. Of dat zo blijft, en of de betrekkelijke eensgezindheid van artsen en naasten over het medische beleid bij patiënten met gevorderde dementie blijft bestaan, zal de toekomst leren. Informeren van burgers over de betekenis van een euthanasieverklaring om verkeerde verwachtingen te voorkomen lijkt in elk geval aangewezen.
Op basis van het toetsingsbeleid van de toetsingscommissies en de opvattingen van de medische beroepsgroep lijkt levensbeëindiging op basis van een schriftelijke euthanasieverklaring bij mensen die volledig wilsonbekwaam zijn geworden op dit moment uitgesloten, tenzij de wilsonbekwaamheid zeer kort voor de levensbeëindiging is ingetreden. Als de betrokken persoon tot zeer kort voor de eventuele uitvoering van de levensbeëindiging weliswaar verminderd wilsbekwaam maar nog wel in staat is om op enige manier aan te geven dat hij nog achter het verzoek staat en zijn situatie als ondraaglijk ervaart, is levensbeëindiging niet uitgesloten. Een schriftelijke euthanasieverklaring is dan een belangrijke ondersteunende factor in de besluitvorming, mits deze is opgesteld op een moment dat betrokkenen nog wilsbekwaam was, in concrete bewoordingen beschrijft in welke situatie betrokkene zijn lijden als ondraaglijk ervaart, en in regelmatig overleg met de behandelend arts en bij voorkeur ook familie tot kort voor het moment van de levensbeëindiging is bevestigd.
De volledige literatuurstudie van het Erasmus MC is hier te downloaden.
(Foto: Lightspring/Shutterstock)