Overstap is nog steeds een grote stap
Datum: 20 augustus 2018Voor een zorgverzekering van 2018 heeft afgelopen jaar 6,2 procent van de verzekerden gekozen voor een andere zorgverzekeraar, ofwel: 1,1 miljoen mensen. Dat is 0,2 procent minder dan het jaar daarvoor. Van die 1,1 miljoen mensen stapte de ongeveer de helft voor het eerst over. En dat is nogal een stap…, want sinds de invoering van de zorgverzekeringswet in 2006 is meer de helft van de Nederlanders nog steeds verzekerd bij de eerste zorgverzekeraar.
Dit blijkt uit de Zorgthermometer Verzekerden in Beeld 2018 van Vektis. Stad Holland is met 15,8% de zorgverzekeraar met de grootste groei, gevolgd door Eno met 8,4% . Anderzorg en Zorg en Zekerheid nemen elk met 9 procent de derde plaats in. Deze groei ging ten koste van FBTO (-10,4%), Delta Lloyd (-7,9%) en VGZ (-7%).
Naast de daadwerkelijke overstappers is er een grote groep mensen, ongeveer 20%, die zich oriënteert op
het wisselen van zorgverzekeraar. De meeste overstappers zijn te vinden in de stad Utrecht (13,2%). Sluis is met 2,5% het meest behoudend. Te kiezen is er overigens genoeg. Er zijn 55 basisverzekeringen. Daarnaast zijn er nog eens honderden aanvullende pakketten en kunnen mensen kiezen voor een vrijwillig eigen risico.
10 concerns
Er is een keuze uit 24 (!) verzekeraars, die overigens zijn verdeeld in 10 concerns. Zilveren Kruis is met Zilveren Kruis ruim 5 miljoen verzekerden veruit de grootste, direct gevolgd door VGZ (3,8 miljoen), CZ (3,6 miljoen) en Menzis (2,2 miljoen). Samen vormen ze de grootste vier verzekeraars.
De overige 2,3 miljoen Nederlanders zijn verzekerd bij DSW, ONVZ, Zorg en Zekerheid, a.s.r., iptiQ en Eno. Het marktaandeel van deze klein 6 is sinds 2006 gestegen is van 9% naar 13,5%.
Collectieve verzekering
Een belangrijke reden om niet over te stappen, is het feit dat men is aangesloten via een collectieve verzekering en dat is bij het overgrote deel van de verzekerden het geval. De thermometer van Vektis wijst uit dat collectief verzekerden gemiddeld minder betalen dan individueel verzekerden. Dit verschil neemt echter geleidelijk af: in 2016 betaalt een collectief verzekerde gemiddeld 41 euro minder, in 2017 was dat 38 euro en in 2018 nog slechts 23 euro. Opvallend: verzekerden die kiezen voor een collectief sluiten vaker een aanvullende zorgverzekering af dan het deel dat zich individueel heeft verzekerd.
Aanvullende verzekering
Een groot deel van de verzekerden heeft een aanvullende verzekering. Vanaf de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is wel een gestage afname van aanvullende verzekerden, nl. van 93 naar 84,5%. De laatste 4 jaar stabiliseert het percentage rond de 84.%
In 2016 is er ruim 3,9 miljard euro aan zorgkosten vergoed via de aanvullende verzekeringen. Dat is 7% meer dan in 2015. Daarbij vormen tandheelkundige zorg en paramedische zorg veruit de grootste kostenposten. Samen zijn ze goed voor bijna driekwart van de vergoede zorg binnen de aanvullende verzekeringen. Niet verwonderlijk: voor veel verzekerden is de aanvullende dekking voor tandartskosten, orthodontie en/of paramedische kosten (met name fysiotherapie) een belangrijke reden voor een aanvullende verzekering.
(Foto: uit Vektis Zorgthermometer 2018)