Nieuwe weg in bekostiging wijkverpleging

Nieuwe weg in bekostiging wijkverpleging

Datum: 21 mei 2015

road_ahead_zorgenzIn zijn brief aan de Tweede Kamer van deze maand over bekostiging wijkverpleging vanaf 2016, neemt staatssecretaris Martin van Rijn afscheid van het NZa-model dat pleitte voor het ontwerpen en invoeren van prestaties in de wijkverpleging die gebaseerd zijn op uren en deskundigheidsniveau. Het SiRM-advies van 14 april jl. vormt nu de basis voor veranderingen in de bekostiging verpleging en verzorging. Vanaf 2016 worden stappen gezet met prestatiebeloning en populatiebekostiging. Zie ook ons aparte bericht over het einde van S1.

Van Rijn schrijft in algemene termen dat “de (wijk)verpleegkundige weer aan zet is en bepaalt op basis van haar professioneel handelen welke inzet van zorg nodig en gepast is. Daarin betrekt zij de mate van zelfredzaamheid, de thuissituatie en het sociale netwerk. De zorgvraag van de patiënt staat hiermee centraal. De ruimte die de professional heeft gekregen, is een belangrijke randvoorwaarde voor de hervormingen in de zorg en dient bij te dragen aan betaalbare zorg. De nieuwe bekostiging moet hier ondersteunend aan zijn en ruimte bieden voor innovatie. Dit betekent tevens dat ook de administratieve lasten voor de wijkverpleegkundige zo klein mogelijk moeten zijn.”

Afscheid nemen van oude AWBZ werkwijzen
Verderop in de brief voegt hij er nog aan toe met partijen in gesprek te zijn over het verminderen van administratieve lasten. “Het gaat erom dat zorgaanbieders de nieuwe context van de Zvw omarmen en er afscheid wordt genomen van oude AWBZ werkwijzen. Ook zorgverzekeraars hebben een grote rol in het voorkomen van onnodige uitvragen en/of registraties en daarmee onnodige bureaucratie. Voorop staat dat de wijkverpleegkundige zelf de ruimte moet hebben om te bepalen welke zorg nodig is.”

Geautomatiseerd classificatiesysteem
Een van de randvoorwaarden in de bekostiging die Martijn van Rijn in 2017 definitief landelijk wil invoeren, is de implementatie van een geautomatiseerd classificatiesysteem bij alle zorgaanbieders. Als de wijkverpleegkundige op basis van haar professioneel handelen bepaalt welke inzet van zorg nodig en gepast is, moet de bekostiging daarbij aansluiten, waardoor administratieve lasten worden teruggedrongen. “In het nieuwe model worden op basis van de gegevens die de wijkverpleegkundige sowieso behoort vast te leggen vanuit haar professionele rol, zorgprestaties afgeleid. Een classificatiesysteem steunt de wijkverpleegkundige bij het stellen van de diagnose. Het uitgangspunt is dat er niet meer gegevens worden vastgelegd dan die nu ook al in classificatiesystemen worden geregistreerd. De afleiding van zorgprestaties is daarmee een systeemtechnische handeling. Voor de wijkverpleegkundige zal dit dus niet leiden tot extra registratielasten of handelingen.”

Prestatiebeloning voor innovatie, populatie en kwaliteit
In het akkoord verpleging en verzorging dat VWS met de sector sloot, zijn de gezamenlijke doelen benoemd voor de toekomstige bekostiging van de wijkverpleging. Deze doelen blijven onveranderd van toepassing. Nieuw in de bekostiging wordt de prestatiebeloning voor innovatie, populatie en kwaliteit. De eerste ‘betekenisvolle’ stap hierin wordt in 2016 gezet: zorgaanbieders kunnen naar hun bediende populatie, mogelijke innovatie en kwaliteit worden gewaardeerd. Partijen kunnen hieraan binnen de bestaande middelen – inclusief de 40 mln. die beschikbaar is gesteld in het regeerakkoord voor de intensivering van de wijkverpleging in 2016, naast de € 40 mln. voor het wijkgerichte werken – invulling geven.

Bekostiging op basis van samenstelling populatie
Een tweede betekenisvolle stap in 2016 noemt Martin van Rijn in zijn brief de mogelijkheid dat het voor de individuele zorgbekostiging mogelijk wordt dat lokale partijen de afspraak kunnen maken dat een vast bedrag per cliënt wordt gedeclareerd op basis van de samenstelling van de populatie. Dit komt dan in plaats van de kostiging op basis van werkelijk gerealiseerde uren verpleging en verzorging (uurtje factuurtje). Hij zal NZa opdragen om op grond van artikel 58 van de Wet marktordening gezondheidszorg in haar beleidsregels de mogelijkheid van een experiment op te nemen waarbij kan worden afgeweken van de reguliere bekostiging op basis van werkelijk gerealiseerde uren verpleging en verzorging. De NZa kan op basis van die experimentbeleidsregel één generieke prestatie zorgvernieuwing vaststellen met een vrij tarief.

Een prestatie voor onplanbare zorg
In het verlengde hiervan volgt in 2016 ook een generieke prestatie met een vrij tarief voor de onplanbare zorg. “Het om zorgvragen die incidenteel, onverwacht en acuut optreden. In 2015 hebben zorgverzekeraars, conform afspraak in het onderhandelaarsresultaat, de bestaande afspraken voor de onplanbare zorg voortgezet. Ik zal voor 2016 de NZa, opdracht geven één generieke prestatie vast te stellen met een vrij tarief waarmee zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat zijn om maatwerk te bieden en tegemoet te komen aan de regionale variatie. Met deze prestatie voor de regionale beschikbaarheidfunctie voor onplanbare zorg worden de infrastructurele en personele voorzieningen bekostigd die nodig zijn om te kunnen beantwoorden aan een ongeplande zorgtaak in de regio, voor zover dat niet bekostigd wordt binnen de uren verpleging en verzorging.”

Zie ook het bericht op Zorgenz over het verdwijnen van de Prestatie wijkgericht werken (S1).

(Foto: Shutterstock)

Gerelateerde berichten

Author: Zorgenz

Share This Post On

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *