Marc Bruijnzeels: “Experimenteer en blijf rustig”
Datum: 22 december 2014INTERVIEW – Het Jan van Es Instituut (JVEI) valt niet meer weg te denken uit de wereld van de eerste lijn. Maar een zelfstandig voortbestaan van het instituut op de huidige basis is lastig. “Het wordt kiezen voor een meer commerciële dienstverlening of aansluiten bij een sterke partner”, verklaart directeur Marc Bruijnzeels.
Het pionieren is voorbij. “We zijn bekend en gekend. Ons imago en onze exposure klopt met onze missie: het vergaren, verrijken en verspreiden van kennis”, zegt Marc Bruijnzeels. Om er meteen aan toe te voegen: “Maar we zijn te klein. De zorg is enorm in beweging. Alleen hebben organisaties als zorggroepen en individuele zorgverleners in de eerste lijn geen budget om te investeren in ons en innovatie te stimuleren. Dat geld hebben ze nodig voor de continuïteit van hun eigen organisatie. In het bedrijfsleven zie je dat een branche een kenniscentrum financiert, maar zo is dat niet in de eerste lijn. Dat maakt het voor ons ingewikkeld om in deze sector, die zich heel snel ontwikkelt, overeind te blijven en voldoende massa te maken.”
Professionele kennis groeit
Bruijnzeels ziet twee oplossingen: de dienstverlening zodanig uitvoeren dat partijen bereid zijn hiervoor te betalen, of aansluiten bij een sterke partner. “We constateren dat onze professionele kennis groeit. Dat merken we bijvoorbeeld in de masterclass voor bestuurders. We willen organisaties graag een stap verder helpen en daarvoor instrumenten ontwikkelen. Waar staat een organisatie, wat wordt de volgende stap en hoe kan dat bereikt worden? Dat doen we overigens nooit alleen. We hebben prima ROS’en en zelfstandige consultants die de uitvoering kunnen doen.” Of het JVEI zoekt de samenwerking met een partner als TNO, het ROS-netwerk of een collectief van zorgaanbieders. De verkennende gesprekken worden momenteel gevoerd.
In het duister koersen
De beweging naar een sterke eerste lijn is niet te stuiten. Er is dit jaar een bestuurlijk akkoord gesloten en vanaf 2015 geldt nieuwe bekostiging. Het beeld komt naar voren dat zorgverzekeraars hun hand op de knip houden. In zijn laatste blog op de website van JVEI blikt Bruijnzeels terug op het afgelopen jaar. Is de nieuwe bekostiging de nieuwe Messias? Hij trekt de conclusie dat we met het nieuwe bekostigingsmodel in het duister koersen. “We moeten oppassen dat we niet dezelfde fout maken als destijds met de functionele bekostiging en over een paar jaar zeggen: dat is het toch niet helemaal. Het is bewust beleid geweest om de organisatiekracht van de eerste lijn te versterken. We zien dat zorggroepen en huisartsenposten zich tot regionale huisartsenorganisaties ontwikkelen. Dat vinden we nu een goede beweging. De huisartsenbekostiging is de weerslag van deze ontwikkeling die nu gaande is: de samenwerking tussen organisaties. Substitutie moet daarbinnen gefaciliteerd worden.”
Zijn advies: experimenteer met de nieuwe bekostiging, heb het erover, leer ervan, zet de evaluatie direct kleinschalig in en zorg dat er geen grote schade wordt aangericht.
Niet te hard inzetten
Bruijnzeels waarschuwt tegelijkertijd ook: “Zet niet te hard in, daarmee zet je kwaad bloed.” Hij doelt op de moeizame onderhandelingen in diverse regio’s tussen huisartsen en zorgverzekeraars over de contractering. We moeten meer doen voor minder geld, zeggen de huisartsen. “Kijk uit dat je geen schade aanricht in het vertrouwen tussen de eerste lijn en zorgverzekeraars. Ze moeten samen een maatschappelijke opgave beslechten. De zorginkopers zitten met een andere agenda en worden met de opdracht van schadelast beperking op pad gestuurd.”
Drie thema’s in komende jaren
Voor de eerste lijn ziet Marc Bruijnzeels de komende tijd drie thema’s: zorg van de tweede lijn naar de eerste lijn verplaatsen, het organiseren van zorg in de wijk en zelfzorg van mensen. “Dat laatste gaat heel snel. Kijk hoe Daan Dohmen erin geslaagd is ouderen aan de i-Pad te krijgen. Huisartsen gebruiken privé wel een i-Pad maar bij veel praktijken is het nog niet mogelijk online een afspraak te maken. We zijn er niet in geslaagd huisartsen ervan te overtuigen dat ze met deze middelen hun bedrijfsvoering en werkprocessen net zo efficiënt houden of misschien zelfs verbeteren.”
Buitenland bekijkt Nederland likkebaardend
ZonMw bracht onlangs de publicatie ‘Op één lijn, schetsen voor een betere eerste lijn’ uit. De bundel opent met een verslag van een rondetafelgesprek tussen Hans Simons, Esther Talboom, Pauline Meurs en Rein Meijerink. Volgens het viertal zijn er veel inspirerende praktijkvoorbeelden in de eerste lijn, maar zien ze weinig structurele vooruitgang en ontbreekt het aan organisatiekracht. Ze noemen zorgverleners in de eerste lijn te eigenwijs om samen te werken en ze missen leiderschap. Bruijnzeels: “Dit is echt nonsens. Kijk naar wat er de afgelopen vijftien jaar is opgebouwd. Het buitenland kijkt likkebaardend naar onze organisatiestructuur. Kijk naar de ziekenhuizen en specialisten, weten die zich lekker te verenigen dan?”
Dat huisartsen lastig zijn, weerspreekt Marc Bruijnzeels. “Ze hebben een duidelijke loyaliteit aan hun patiënten en praktijk. Als er een maatschappelijke opgave op hun bord komt, zeggen ze: ho, stop. Is dat zo gek?”
Denken zoals Albert Heijn
Voor welk systeem je ook kiest: er is volgens Bruijnzeels altijd discussie tussen de ‘professionele wereld’ en ‘de organisatie, het systeem’. Dit is voor hem de kans om het regenboogmodel voor geïntegreerde zorg te introduceren, dat het JVEI heeft ontwikkeld. Bij de organisatie van de eerstelijnszorg zijn veel partijen betrokken die hun eigen perspectieven hebben en op verschillende niveaus acteren. In dit model wordt dat de dimensies van integratie genoemd. Zo heb je bijvoorbeeld klinische, professionele, organisatie en systeem integratie. “Zet professionals bij elkaar en ze verzinnen de mooiste dingen. Zodra de organisaties erbij komen, gaat het vaak mis. Hoe kan dit anders? Door niet de organisaties, maar de patiëntenpopulatie centraal te zetten.”
Wel weten, maar niet kunnen
Bruijnzeels ziet het vaak gebeuren, in de ouderenzorg bijvoorbeeld. Zorgverleners bedenken een mooie aanpak, maar ze kennen hun klant niet. “Ze weten niet wat de risico’s zijn van hun patiëntenpopulatie over vijf jaar en welke organisaties nodig zijn om goede zorg te verlenen. Ze denken niet zoals Albert Heijn wel doet. In de schappen van een filiaal in Wassenaar liggen andere producten dan in Heerlen.” Daar schort het nog aan bij het ondernemerschap in de eerste lijn. “Ze weten het wel, maar kunnen het niet.”
Een droom: dat de burger het zelf kan regelen
Wat vindt hij van de droom van oud-hoogleraar public health Guus Schrijvers: in 2015 komt er een hoofdlijnenakkoord tussen eerste en tweede lijn, waarin afgesproken wordt dat de eerste lijn eenvoudige taken overneemt van de ziekenhuizen en 2% per jaar mag groeien. “Een charmant idee. Mijn droom is dat uiteindelijk de burger zelf kan regelen dat hij efficiënte en laagdrempelige zorg krijgt. Maar ik weet niet welk akkoord we daarvoor moeten tekenen. Misschien ontstaat er een beweging in de zorg zoals we zien bij energie, dat burgers gezamenlijk via een coöperatie energie inkopen. Zo kan het systeem ook veranderd worden.”
Corina de Feijter
(Foto: Studio Oostrum)