Kinderen moeten op scholen meer bewegen

Kinderen moeten op scholen meer bewegen

Datum: 10 september 2018

In het onderwijs moet er dagelijkse aandacht zijn voor sport en bewegen. Laat leerlingen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs twee keer per dag een half uur matig intensief bewegen. Dat kan met behulp van buurtsportcoaches, oud-topsporters en trainers. Bewegen stimuleert cognitieve functies, maakt jongeren in alle opzichten gezonder, ze leren samen te werken en ontwikkelen verantwoordelijkheid.

Dat staat in het gezamenlijke advies ‘Plezier in bewegen’ van de Nederlandse Sportraad, de Onderwijsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.

Gevolgen van bewegingsarmoede
Bijna de helft van de kinderen beweegt te weinig. Kinderen zitten urenlang, spelen weinig buiten en fietsen steeds minder. Dat is een gemiste kans: wie op jonge leeftijd plezier ervaart in sporten en bewegen, ontwikkelt dikwijls een actieve leefstijl op latere leeftijd. De gevolgen van bewegingsarmoede zijn merkbaar. Per generatie nemen de motorische vaardigheden af en neemt het overgewicht toe, met de kans op welvaartsziekten.

Bewegen is in alle opzichten gezond
Sommige scholen bieden extra sport- en beweegaanbod. Andere scholen beperken zich echter tot een uurtje gymles, zonder beweegmomenten tussen de lessen en bieden geen sportieve activiteiten tijdens de pauzes. Deze verschillen tussen scholen op het gebied van sporten en bewegen zijn te groot. Op termijn zal dit leiden tot kansenongelijkheid, aldus het rapport.

In het advies concluderen de raden dat er meer aandacht voor sport en bewegen op school nodig is, ook buiten de gymles. Het is voor de ontwikkeling van groot belang. Lichamelijke beweging stimuleert de cognitieve functies. Het gaat niet alleen om motorische vaardigheden. Kinderen leren tijdens sport- en spelactiviteiten ook gedragsnormen aan, leren samenwerken, krijgen meer zelfvertrouwen, leren hun leeftijdgenoten respecteren en ontwikkelen verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Een of twee uur bewegingsonderwijs per week is daartoe niet voldoende.

Advies 1: twee maal per dag half uur bewegen
Om kansenongelijkheid tegen te gaan adviseren de raden om leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs minimaal twee keer per dag een half uur matig intensief te laten sporten en bewegen. Deze norm komt overeen met de beweegrichtlijnen van de Gezondheidsraad. Verscherp de wettelijke opdracht aan scholen en houd er toezicht op, luidt daarom het eerste advies.

Advies 2: verruim mogelijkheden inzet personeel
Ze beseffen dat dit kan leiden tot verzwaring van de taken van vakleerkrachten. Daarom geven ze als aanbeveling om tussen scholen of binnen gemeenten vakleerkrachten te ‘delen’ en vaker andere experts een rol te geven in het sport- en beweegaanbod op school, zoals buurtsportcoaches, trainers van sportverenigingen of oud-topsporters. De aansprakelijkheid van de school moet wel zijn gedekt. Het tweede advies is dan ook: Verruim de mogelijkheden voor de inzet van personeel en benut inspirerende praktijkvoorbeelden.

Advies 3: Gemeenten als regisseur
Scholen kunnen samenwerking zoeken met sport- en beweegaanbieders, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit vraagt tijd en inzet. De raden zien daarbij een duidelijke taak voor gemeenten als procesregisseur, bijvoorbeeld bij de inzet van buurtsportcoaches en bij het zoeken naar geschikte accommodaties. Het derde en laatste advies luidt dan ook: Geef lokale samenwerking vorm en borg dit onder gemeentelijke regie.

 

(Foto: Shutterstock)

Gerelateerde berichten

Author: Zorgenz

Share This Post On

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *