Investeer liever in kwaliteit van huisartsenzorg!
Datum: 30 januari 2017André Louwen, directeur Georganiseerde Eerstelijnszorg Zoetermeer, heeft eind november in een brief aan minister Schippers de betaling van goodwill in de huisartsenzorg aangekaart. Hij is daar een groot tegenstander van. Minister Schippers is dat eveneens, zoals ze vermeldt in haar reactie. Op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor VWS heeft ze aan haar reactie als afschrift verstuurd naar de Tweede Kamer.
Minister Schippers ziet liever dat huisartsen investeren in de kwaliteit van zorg, in plaats van bij overname van een huisartsenpraktijk goodwill te betalen. In het verleden werd goodwill gebruikt door huisartsen als pensioenvoorziening, maar dat is tegenwoordig niet nodig, zo schrijft ze. Ze heeft daarom uitgebreid onderzoek laten doen naar goodwill bij huisartsen en de mogelijkheden om dit tegen te gaan.
Geen wettelijk ingrijpen
Uit dit onderzoek komt echter naar voren dat alle vormen van inmenging via een wettelijke regeling door de overheid leiden tot een inbreuk op het eigendomsrecht van de huisarts. Het eigendomsrecht wordt beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Jurisprudentie leert dat elke inbreuk op dit recht streng door een rechter zal worden getoetst. Dit kan omvangrijke financiële gevolgen voor de Staat hebben. Wettelijk ingrijpen door de overheid om goodwill tegen te gaan is dan ook geen haalbare oplossing.
Zelfregulering
De enige wijze is daarom zelfregulering door middel van een convenant tussen Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV). Minister Schippers heeft reeds eerder met deze partijen gesproken over goodwill bij huisartsen. Naar aanleiding van de brief van Louwen (zie ook het interview met hem in januari 2015 op Zorgenz) heeft ze hen nogmaals benaderd. Beide organisaties geven aan uitgesproken tegenstander te zijn van goodwillbetalingen bij huisartsen. ZN heeft onderzocht of zij een bepaling in de contracten tussen huisarts en zorgverzekeraar kan opnemen om goodwill te verbieden. ZN ziet echter geen titel waarop dit kan. Wel heeft ZN aangegeven dat als een overnemende huisarts vermoedt dat een stoppende huisarts al eerder een uitkering uit het goodwillfonds heeft ontvangen, deze overnemende huisarts zich kan melden bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar zal dan (juridische) stappen ondernemen, omdat huisartsen die aan het goodwillfonds hebben meegedaan niet nogmaals goodwill mogen vragen. De LHV heeft het onderwerp goodwill opnieuw onder de aandacht gebracht van haar leden tijdens regionale bijeenkomsten. ZN en LHV hebben aangegeven op dit moment niet over te willen gaan tot een convenant.
Ongewenstb
Minister Schippers geeft aan in haar brief aan de Tweede Kamer dat goodwillbetalingen ongewenst zijn en dat deze mening zeer breed gedeeld wordt bij politiek, zorgverzekeraars en de beroepsgroep. En toch gebeurt het. Omdat uiteindelijk de stoppende huisarts bepaalt of hij/zij goodwill vraagt, roept ze elke huisarts op om af te zien van het vragen van een vergoeding voor goodwill en zich daartegen in voorkomende gevallen ook uit te spreken. Ze wil samen met ZN en LHV alle mogelijkheden voor samenwerking op dit vlak verder onderzoeken om tot een convenant te komen. Ze wil daarin enige spoed betrachten om zo snel mogelijk in de praktijk de goodwill om te buigen naar investeringen in patiëntenzorg. In haar brief wijst ze huisartsen op de mogelijkheid dat zij bij het aangaan van een maatschap in hun overeenkomst kunnen vastleggen hoe er bij het verlaten van de maatschap met goodwill wordt omgegaan. Huisartsen kunnen elkaar zo juridisch en moreel verbinden aan het niet-vragen van een vergoeding voor goodwill.
(Foto: Cartalin Parvu/Shutterstock)