Huisarts Walter Schrader: “Ik ben scherper gaan dokteren”

Huisarts Walter Schrader: “Ik ben scherper gaan dokteren”

Datum: 29 september 2015

walter_schrader_zorgenzWalter Schrader is initiatiefnemer van een grote POH-GGZ dienst in Leiden. Het stoort hem dat de huisartsen meer van deze professionals mogen inzetten, maar hier geen extra budget voor krijgen. Waar hij voor wil waken is dat financiële doelstellingen zijn relatie met de patiënt gaan verstoren. “We mogen niet vergeten dat iedere patiënt iemands teerbeminde kan zijn.”

De praktijkondersteuner ggz (POH-GGZ) is een goede aanwinst voor de huisartsenpraktijk. Dat beaamt Walter Schrader die met hulp van een hidha een praktijk in Leiden heeft. In 2013 heeft hij een POH-GGZ dienst opgezet, waar nu twaalf huisartsenpraktijken in participeren.

Aanbod voor 35.000 patiënten
Gevraagd naar zijn beweegredenen voor dit initiatief zegt hij: “De bezuinigingen op de ggz in de tweede lijn kwamen eraan. Ik ben het eens met het uitgangspunt dat je patiënten met psychische problemen in hun eigen context moet behandelen. We hebben in onze dienst alle expertise, op diverse niveaus, bij elkaar gebracht. Zo hebben we bijvoorbeeld naast psychologen met verscheidene specialisaties, ook een vaste werkrelatie met een kinderpsychiater- en ouderenspecialist. Met de psychiater overleggen we periodiek. Alle zorgverleners brengen hun eigen netwerk mee. We hebben door deze wijze van organiseren een aanbod voor 35 duizend patiënten. Alles wat de huisartsen belast, zoals afspraken maken, personeelsmanagement en administratie, hebben we ondergebracht in deze dienst. Dat kost nog geen één fte. We willen zo efficiënt en zo optimaal mogelijk de patiënt behandelen. Mijn inschatting is dat we hier 500 duizend euro mee bezuinigen.”

Hoe draait de dienst?
“Heel goed. De druk op de eerste lijn is heel groot door de krimp van de tweede lijn. Dat merk ik zelf als ik waarneem voor een collega die geen POH-GGZ heeft. Op jaarbasis gaat het bij ons om ongeveer vijfduizend intakes en consulten. We scholen onze mensen zelf en bouwen weer een nieuw netwerk op met functionele contacten. De patiënten zijn beter af: die hebben profijt van behandeling in de huisartsenpraktijk, dicht bij huis en zonder wachttijd. Ook hoeven ze niet bang te zijn voor stigmatisering. Ze vinden het prettig dat de zorgverleners elkaar onderling goed kennen.”

Verzekeraar profiteert van onderbetaalde werknemers die patiënten in goedkope eerste lijn houden
Er is sprake van een forse werkbelasting voor de POH-GGZ en voor de huisarts die de eindverantwoordelijkheid heeft. Dat komt voor een deel doordat patiënten blijven ‘hangen’ in de praktijk, want verwijzing kost hen het eigen risico. De inzet van de POH-GGZ mag van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) volgend jaar worden opgevoerd. Maar het ziet er niet naar uit dat de huisartsen ook meer geld krijgen voor die extra inzet. Dat vindt Schrader wrang en verontrustend. “Er is volgens de NZa sprake van 25 procent onderfinanciering van de POH-GGZ. Als ook de consulten niet vergoed gaan worden, wordt het financieringsprobleem bij de toegezegde verdubbeling van de POH-GGZ capaciteit voor de huisartsen twee keer zo groot. De zorgverzekeraar is niet bereid om te betalen voor de organisatie van de POH-GGZ. Dat moeten we voor eigen rekening nemen, zoals we helaas nu ook al doen. Daar komt bij dat ik als werkgever fatsoenlijke contracten en scholingsmogelijkheden wil kunnen aanbieden, net als in een ander gezond bedrijf. Als huisarts hou je wel de eindverantwoordelijkheid.”

Schrader ervaart deze houding van de zorgverzekeraar als afknijpen
“Hoe kan ik zo een praktijk met een verliesgevende GGZ-dienst draaiende houden? De zorgverleners die we in dienst hebben zijn superprofessionals. De zorgverzekeraar profiteert van de onderbetaalde werknemers die met hun professionele kwaliteiten patiënten in de goedkopere eerste lijn houden.”

Weg met regels, formulieren en ongelijke positie
Aan het begin van het interview zegt Schrader dat hij tegenover elke minuut dat hij negatief is over de problemen met de zorgverzekeraars drie minuten positief moet zijn. Dat lukt niet helemaal. “Vanmiddag las ik nog dat de zorgverzekeraars enorme buffers hebben. Ik denk zelf dat je een buffer moet hebben voor moeilijke tijden. Ik vind de genoemde bedragen schrikbarend.”
Schrader noemt talloze ergerlijke voorbeelden waar hij tegenaan loopt bij het uitoefenen van zijn vak. Net als zijn collega-huisartsen die ‘Het roer moet om’ ondertekenden, wil hij de regels en formulieren van de zorgverzekeraar niet meer. Ook niet de ongelijke positie tegenover de zorgverzekeraar. In de afgelopen twee jaar heeft hij lang moeten wachten op het contract en uit eigen zak allerlei zaken moeten voorschieten. Zijn beklag hierover viel slecht bij de zorgverzekeraar. De praktijk van Schrader is aangesloten bij de Coöperatie Eerste Lijn Leiden en Omstreken (CELLO) en hij zit in het bestuur. De onenigheid over de contracten zorgde voor problemen bij zijn achterban.

Je kunt niet tegelijk goed luisteren en lijstjes afvinken
Wat Schrader het meest dwarszit is – kort samengevat – dat er niet gestuurd wordt op kwaliteit maar op geld. “Ik merk in de gesprekken dat verzekeraars en huisartsen een andere taal spreken. Het gesprek tussen mij en de patiënt wordt nu verstoord doordat ik lijstjes moet afvinken voor het benchmarken. Ik ben ermee gestopt, met al die formulieren. Ik ben scherper gaan dokteren. Goed luisteren en aandacht schenken is iets wat een arts absoluut moet doen. Dat kun je niet als je ook lijstjes moet afvinken, als je in tien minuten ook zoveel parameters bij moet houden. Of ik de patiënt geadviseerd heb te stoppen met roken bijvoorbeeld. Daar gaat het toch niet om, het punt is of je er samen aan werkt dat de patiënt stopt! En als ik vraag of de zorgverzekeraar wil bijdragen aan het geven van een stoppen-met-roken-cursus aan groepen, waarbij de aanpak niet past in het lijstje, krijg ik nee te horen.”

echteld-walter-schrader-klein-2-578x420Na de positieve boodschap van ACM kreeg ik juichende mails van collega’s
Schrader heeft weinig vertrouwen in de positieve boodschap die de Autoriteit Consument & Markt (ACM) onlangs in diverse media naar buiten bracht. De ACM stelt dat bij samenwerking tussen zorgverleners niet wordt ingegrepen, tenzij de ACM signalen krijgt dat de samenwerking de patiënt niet ten goede komt. “Ik kreeg juichende mails van collega’s, maar van wie komen die signalen en hoe worden ze beoordeeld? Ik ben benieuwd waar de minister mee komt als antwoord op het manifest ‘Het roer moet om’. Waar is over deze kwestie met elkaar gediscussieerd? Ik vind dat deze boodschap van tevoren had moeten worden besproken met de initiatiefnemers van het manifest.”

CitoLive: alternatief voor het EPD
Enthousiast wordt Schrader als hij zijn alternatief voor het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) laat zien. CitoLive heet het, in eerste instantie niet bedoeld als vervangend, maar als ondersteunend van het EPD. “Het maakt uitwisseling van gegevens mogelijk tussen huisarts, specialist, patiënt en mantelzorgers. Het uitgangspunt is: het dossier is verbonden aan één patiënt en die heeft er alle zeggenschap over wie het wel en niet mag inzien. Het beheer ligt dus bij de huisarts en de patiënt en daardoor is de privacy gewaarborgd. De huisarts is poortwachter en kan de patiënt daarbij begeleiden. De patiënt heeft als het ware een eigen website waarop hij kan inloggen met een code, ook via zijn mobiel. Dan krijgt hij zijn status te zien. Hij kan er allerlei zogeheten zorggroepen aan toevoegen, zoals een specialist, thuiszorg of mantelzorg. Alles is realtime, dat wil zeggen een laboratoriumuitslag of specialistenbrief wordt er direct in verwerkt. De patiënt kan ook direct zien hoe de huisarts reageert. We hebben dit ontwikkeld voor mensen die de opt-in (voor inzage toestemming geven, red.) weigeren en het blijkt in de praktijk veel beter te werken.”

Heel mooi vindt Schrader dat CitoLive ook goed aansluit op de Wmo
Als hoofd van de dienst Sociaal Medische Zorg in Rotterdam heeft hij een werkwijze ontwikkeld om op een eerlijke wijze de zorg toe te wijzen. De pre-indicatie is in CitoLive geïntegreerd. Zo kan hij de lichamelijke conditie, mentale staat en de omvang van de mantelzorg van een patiënt per dag volgen en zo het zorgzwaartepakket op dat moment bepalen. CitoLive is ontworpen op bestaande architectuur en vier huisartsen, twee thuiszorgorganisaties en drie ziekenhuizen gebruiken het inmiddels. Ruim 700 patiënten hebben hun inlogmogelijkheid aangevraagd. Schrader: “Het hele systeem kost de huisarts slechts 100 euro per jaar en 1 euro per patiënt. CitoLive voldoet aan de kwaliteitseisen van patiënten, het ondersteunt de participatiemaatschappij en het is ook erg geschikt voor het doen van onderzoek.”

Voor de kwaliteit van dit vak wil ik tot het gaatje gaan
Deze strijd had Schrader niet verwacht toen hij veertien jaar geleden koos voor het huisartsenvak, na onder meer gewerkt te hebben in het buitenland en als gevangenisarts, rampenarts en docent. “Ik ga fluitend naar mijn werk, maar ik wil voor de kwaliteit van dit vak tot het gaatje gaan.” Wat drijft hem dan? “We worden in een wurggreep gehouden door organisaties die primair financiële doelstellingen hebben. Die aansturing op financiële kwaliteit moeten we stoppen als we de eed van Hippocrates serieus nemen. We moeten ook alert zijn, want de ethische aspecten gaan achterlopen op de razendsnelle technische ontwikkelingen. Als individuele huisarts merk ik de consequenties. Ik kan als individu zeker iets betekenen. We mogen niet vergeten: iedere patiënt die hier binnenkomt kan iemands teerbeminde zijn. Het gaat in de zorg om soms subtiele signalen, zaken die van levensbelang kunnen zijn. Nogmaals: we mogen de relatie tussen arts en patiënt niet laten verstoren door commerciële motieven.”

Corina de Feijter

(Fotografie: Michael Echteld, Leiden, E. michael@echteld.net, T. 06-55863123)

Gerelateerde berichten

Author: Zorgenz

Share This Post On

Submit a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *